Een van de disciplines binnen IMAF-Nederland, is ontstaan uit het Ju-jitsu.
Door Jigoro Kano ontwikkelt zodat er wedstrijden mogelijk waren zonder elkaar te doden of te verwonden.
De populariteit binnen Nederland is te danken aan de Olympische medaille van Anton Geesink in 1964.
Binnen IMAF-Nederland wordt het Judo beoefend, niet zo zeer als wedstrijdsport, maar meer als een manier om lichaam en geest in balans te brengen.
JUDO
De twee stromingen binnen IMAF zijn de Kodokan en de Busen vorm, beidde kunnen beoefend worden en worden ook apart geexamineerd.
JIGORO KANO
Jigoro Kano (geboren in Mikage, Japan 28 oktober 1860 en overleden aan boord van het schip “Hikawa Maru”,
4 mei 1938) is de grondlegger van het judo.
Jigoro Kano werd geboren in Mikage (ook vermeld als Kikage), een dorp vlakbij de stad Kobe.
Toen hij 11 jaar oud was, verhuisde Jigoro met zijn familie naar de hoofdstad Tokyo.
Hij begon als 17-jarige te studeren aan de Keizerlijke Universiteit te Tokyo en behaalde op 21-jarige leeftijd zijn graad in de economische en politieke wetenschappen. Hij had echter geen interesse meer in politiek en studeerde verder aan de pedagogische faculteit. Daar behaalde hij een onderwijsgraad en promoveerde 1 jaar later in de filosofie. Hij werd eerst lector en later hoogleraar. Daarna werd hij onderdirecteur van de school van adel.
Jigoro werd als kind vaak geplaagd en leerde jiujitsu om zich te kunnen verdedigen. Hij ging lessen van zijn meester Teinoskuku Yagi volgen. Daar heeft hij de eerste grondslagen geleerd. Zijn meester bracht hem in contact met Hachoinosuke Fukuda, directeur van de Tensjo-Shinyo-school. Zijn meester was een edel mens en had veel sympathie voor hem. Zijn meester liet hem bij zijn dood de geschriften van zijn jiujitsu-school na. De opvolger van zijn meester was Iso, die erg soepel en erg sterk was.
Na de dood van Iso kreeg Jigoro weer een soortgelijke erfenis. Hij werd leerling van meester Jikubo. Maar de technieken waren nogal ingewikkeld en moeilijk. Na een jaar moest zijn meester bekennen dat hij geen goede les aan hem kon geven.
Uit onvrede met de ruwe en gevaarlijke technieken die bij jiujitsu werden toegepast, selecteerde hij een aantal technieken die de tegenstander konden uitschakelen, zonder hem daarbij ernstig te verwonden.
Dit is de basis van judo.
Toen hij 22 jaar oud was, in 1882, opende Jigoro Kano de eerste judoschool: de Kodokan. Behalve een training van het lichaam was voor Kano ook de training van de geest een primair doel, een instelling die bij veel westerse judoka’s niet meer leeft.
In 1909 werd Kano lid van het Internationaal Olympisch Comite.
Hij verkreeg posthuum de hoogste graad, 12e dan, de brede witte band. Deze graad is exclusief voorbehouden aan de stichter van het Judo.
Nihon JU Jutsu
Nihon (= Japan) Jujutsu is binnen IMAF-Nederland de verzamelnaam van alle Jujutsu stijlen.
Het Jujutsu is onstaan rond de 13e eeuw en is eigenlijk de voorloper van het Judo. Het omvat een breed scala van stoot-, trap-, verwurgings-, klem- en werptechnieken, dit alles om jezelf te kunnen verdedigen.
In Nederland is het populair geworden door de belevenissen van stripheld Dick Bos. Een van de grondleggers van IMAF-Nederland, Maurice van Nieuwenhuizen (1912-1998), stond model voor deze held.
Jujutsu betekent soepele kunst, de kunst van het overwinnen door flexibel in de aanpak te zijn. Het flexibel zijn wordt wel eens verward met het consequent meegeven met de kracht van de tegenstander en op deze wijze de overwinning te behalen.
Het Jujutsu kent een breed scala aan vaardigheden. Het bevat technieken om te bevrijden en te weren, in de tegenaanval kan gebruik worden gemaakt van schoppen, slaan, stoten, werpen, wurgen en klemmen. Tegenstander kunnen naar keuze worden gecontroleerd of uitgeschakeld. Hoewel Jujutsu het ongewapend gevecht benadrukt, kent het ook vaardigheden in het gebruik van kleine wapens zoals messen en gelegenheidswapens als een stok.
Het Jujutsu vormde een aanvulling op de vaardigheden met wapens als het zwaard, pijl en boog en lans zoals de Japanse krijgsman (Samoerai) deze beheerste. Het Jujutsu diende er met name voor mogelijkheden te bieden voor de krijgsman als hij niet meer de beschikking had over deze wapens. Jujutsu was een secundair systeem van de Japanse krijgskaste, de Bushi. Het Jujutsu is dan ook altijd onlosmakelijk verbonden geweest met deze andere vaardigheden en maakte een essentieel onderdeel uit van de totale krijgskunst van de Bushi.
Jujutsu is in zijn wezen geen wedstrijdsport en kan dit ook niet zijn omdat het houden van wedstrijden in deze moderne tijd betekend dat veiligheid en gezondheid van de deelnemers gewaarborgd moet zijn.
Dit houdt in dat de technieken ontdaan moeten zijn van hun gevaarlijke kanten.
MAURICE VAN NIEUWENHUIZEN
Vlak voor de tweede wereldoorlog waren het Maurice van Nieuwenhuizen en Johan van Bruggen die het Jujutsu gingen promoten in Nederland. Met name Maurice van Nieuwenhuizen heeft door zijn publicaties een grote invloed gehad.
In diezelfde tijd is het Nakoni systeem als leerplan opgesteld. Het woord Nakoni is geen Japans woord maar staat voor de beginletter van de namen van de vier samenstellers, Jaap Nauwelaerts, Ge Koning en Maurice en Bob van Nieuwenhuizen. De rol van Johan van Bruggen kan hierin wel eens groter zijn geweest als altijd is gedacht. Van Bruggen leerde het Jujutsu in Indonesië van een Japanner genaamd Nakada. Van Bruggen keerde in 1938 terug uit Indonesië en stichtte in Rotterdam een sportschool, waarin hij deze stijl onderwees. Bij de bombardementen op Rotterdam ging zijn school verloren en hij begon les te geven in de school van van Nieuwenhuizen.
Het door de heren Nauwelaerts, Koning en van Nieuwenhuizen ontwikkelde leerplan (volgens overlevering op een zondagmiddag in elkaar gezet) heeft decennia lang de toon gezet voor het Nederlandse Jujutsu. Het bestond uit een zestal graden welke men kon halen door het doen van examens, de hoogste te behalen graad was de zesde graad. De kern van het leerplan bestond uit een vast aantal aanvalshandelingen welke voor elke graad min of meer op dezelfde wijze terugkwamen maar waartegen elke keer weer andere verdedigingen getoond moesten worden. Naarmate de graad hoger werd, werden de verdedigingen complexer. De graden werden gesymboliseerd door een paarse kersenbloesem (Sakura) met een hart waarvan de kleur de graad aangaf. De zwarte kersenbloem was de hoogste graad. Het kersenbloesem kon als uiterlijk teken van het niveau van de beoefenaar op het pak worden genaaid. Door de opkomst van het Judo en andere vechtsporten verloor het Nakoni-Jujutsu aan betekenis. Het werd in feite alleen nog onderwezen door een aantal oudere Judo en Jujutsu leraren. Eind zeventiger jaren werd door de JBN, de huidige opvolger van de in 1938 opgerichte NJJB, besloten het Jujutsu een eigentijdse vorm te geven en het gradensysteem af te schaffen en te vervangen door een systeem wat, in overeenstemming met de moderne Budo-vormen, bestond uit banden van verschillende kleuren, verdeeld in Kyu- en Dan-graden.
Karate
Karate (lege hand) van oorsprong een zelfverdedigingsvorm ontstaan op Okinawa.
In de loop van het ontstaan ook beïnvloed door lokale- en Chinese krijgskunsten.
Meester Funakoshi bracht zijn Okinawa-Karate naar Japan en noemde het Karate-jitsu.
De vriendschap tussen Funakoshi en Kano bracht een aantal typisch Japanse tradities in het moderne karate. Het Karate werd eind jaren 50 in Nederland geïntroduceerd. Karate is een discipline waarbij alle delen van het menselijke lichaam, voor aanval en verdediging worden gebruikt IMAF-Nederland staat open voor alle stijlen.
GICHIN FUNAKOSHI
Als er één man is die de naam kan krijgen als bekend maker van de Karate is het Gichin Funakoshi wel. Funakoshi werd in 1868 geboren in Shuri, toen nog de hoofdstad van het eiland Okinawa.
Hij begon Karate al te beoefenen toen hij nog op de basisschool zat, maar begon pas aan zijn missie om Karate naar de buitenwereld te verspreiden toen hij 53 was. Funakoshi’s verhaal over zijn beginjaren is vaak hetzelfde als zoveel andere Grootmeesters in Karate. Hij begon Karate als een zieke en zwakke jongen. Zijn ouders namen hem mee om te trainen bij een Karate Grootmeester namelijk Yasutsune Itosu.
Door de kruidenmiddels van de dokter en de training van Itosu bloeide Funakoshi helemaal op.
Hij werd een uitstekend karateka en ontwikkelde een lichamelijke bedrevenheid en een gedisciplineerde geest.
Funakoshi gaf zijn eerste Karate demonstratie in 1917 in Kyoto, Japan. Toen hij 5 jaar later naar Japan verhuisde, verbleef hij met andere mensen van Okinawa in een studenten slaapzaal in Tokyo. Hij woonde in een klein kamertje naast de ingang en als de studenten overdag in de klas waren, maakte hij de slaapzaal schoon. ’s Avonds leerde hij hun dan Karate. Na een korte tijd had hij voldoende geld verdiend om een Dojo te openen. Funakoshi geloofde altijd dat Kata het geheim was om bekwaam te raken in Karate.
Toen hij naar Japan verhuisde bracht hij 16 Kata’s met zich mee. 5 Pinan, 3 Naihanchi, Kushanku-Dai, Kushanku-Sho, Seisan, Patsai, Wanshu, Chinto, Jutte en Jion. Hij liet zijn karateka’s de pinans en naihanci’s voor minimaal 3 jaar oefenen voordat hij hen toeliet tot een hogere en moeilijker Kata.
De herhalende training wierp vruchten af doordat zijn karateka’s de meest precieze en exacte Karate leerden dan waar ook ter wereld. Alhoewel hij eerlijk was over het lesgeven, kreeg Funakoshi een flink deel kritiek. De critici verachten Funakoshi’s klemtoon die lag op het beoefenen van Kata en omschreven het als wat zij geloofden “zachte” Karate dat teveel tijd verspilde. Funakoshi ging gewoon door met z’n karateka’s te laten concentreren op Kata. Funakoshi was een man van Tao. Hij legde geen nadruk op wedstrijden, records breken of kampioenschappen; in tegendeel; hij legde de nadruk op zelfperfectie. Hij geloofde in het gewone fatsoen en respect dat de mensen elkaar verschuldigd zijn. Hij was de meester van de meesters.
Funakoshi stierf in 1957 op 88-jarige leeftijd na een ongelooflijke bijdrage tot de kunst van Karate.
Binnen IMAF-Nederland is het mogelijk om elke vorm van Karate te doen, en hierin ook Dan examen af te leggen.
AIKIJUTSU
- Aikijutsu
Aikido, letterlijk vertaald “de weg van het samenkomen met Ki” is een Japanse krijgsdiscipline met een sterk filosofische inslag, die in het begin van de 20e eeuw door Morihei Ueshiba ontwikkeld werd.
Ueshiba, door Aikidoka’s O’Sensei (de grote meester) genoemd, liet zich hierbij inspireren door de technieken van de Japanse samoerai en krijgskunsten en/of vechtsporten als Daito Ryu Jiu Jitsu, Jiujitsu en Kenjutsu.
Ueshiba voegde ook een morele waarde toe aan de kunst van Aikido, die ontleend werd aan de toen nieuwe Japanse religie Omoto-kyo.
Betekenis van het woord Aikido
Het Japanse woord Aikido kan opgedeeld worden in drie aparte termen.
Ai is Japans voor “liefde” of “harmonie”.
Ki heeft meerdere betekenissen, waaronder: “energie”.
Do tot slot, betekent: “weg” als in levensweg of morele methode.
Het woord Do geeft een tintje van de krijgskunst; het geeft aan dat het uiteindelijke doel is, zoals onder andere ook in Kendo of Judo.
Samen betekenen de drie woorden Ai, Ki en Do zonder agressie of “de weg van harmonie met Ki”. De betekenis hiervan verwijst zowel naar de filosofie die O’Sensei had met betrekking tot Aikido als naar de uitvoering van technieken van Aikido.
In de technieken vertaalt de filosofie van O’Sensei zich doordat de Aikidoka (beoefenaar van Aikido) een aanval niet stopt door het tegen te houden, maar de ingezette aanval ombuigt en tegen de aanvaller keert. De Aikidoka komt als het ware in harmonie met de kracht en techniek van de aanvaller.
Krijgskunst of vechtsport
Beoefenaars van het Aikido ontkennen dat het een vechtsport is. Kenmerkend is vooral dat er nimmer aangevallen wordt en dat alle technieken juist bedoeld zijn als verdediging, reactie óp een aanval. Ook worden er in het (inmiddels) traditionele Aikido géén wedstrijden gehouden, hoewel dit principe is losgelaten in de variant Tomiki-Aikido.
Het grote verschil met vechtsporten als Karate en Judo is dat er in Aikido (op de Tomiki-stijl na), geen nadruk ligt op het competitie-element. Sterker nog, iedere vorm van competitie is afwezig in Aikido. Aikido is defensief, echter niet in de absolute zin des woord. De beoefenaar neemt het initiatief om de situatie onder controle te krijgen.
De beoefenaar (Aikidoka) traint zijn of haar lichaam en lenigheid ter verbetering van zichzelf, om zichzelf te overwinnen. Iemand die een Aikidoka aanvalt, wordt niet in de eerste plaats gezien als tegenstander, maar als iemand met wie men in harmonie moet proberen te komen. Deze harmonie kan bereikt worden, door de aanval op een gepaste wijze onschadelijk te maken.
Gesteld kan worden dat de Aikidobeoefenaar leert wat op welk moment de juiste handeling is (om de situatie te overzien en te controleren). Deze staat kan echter pas na vele jaren bereikt worden, als de technieken intuïtie zijn geworden. Vaak wordt er dan gezegd: de hoogste vorm is als er geen vormen meer zijn.
Aikido wordt zowel ongewapend als gewapend beoefend. Ook wordt er met meerdere aanvallers geoefend, hoewel dit pas op hoger niveau regelmatig gebeurt. Er wordt gebruikgemaakt van een houten zwaard (Boken), stok (Jo) en mes (Tanto).
Met de ongewapende technieken leren de beoefenaars onderstaande de basisprincipes onderkennen en verbeteren:
Kamae (lichaamshouding)
Ma-Ai (ruimtelijk bewustzijn en afstand)
Sen (timing)
Ki No Nagare (vloeiende beweging)
Het gebruik van wapens is vaak bedoeld als les-instrument om de beoefenaar bepaalde basisprincipes te leren verfijnen. De beoefenaar leert geleidelijk aan ook zwaard-, stok- en mesvechten.
Stijlen
Er zijn grofweg drie verschillende stijlen:
Aikikai Aikido, het Aikido zoals Morihei Ueshiba dat na de Tweede Wereldoorlog overbracht aan zijn leerlingen
Ki Aikido, het Aikido dat Koichi Tohei heeft ontwikkeld na les te hebben gehad van Morihei Ueshiba.
Bij Ki Aikido ligt meer nadruk op het ontwikkelen van Ki
Aikijitsu of Aikibudo, het Aikido zoals dat door Morihei Ueshiba werd beoefend in de jaren twintig en dertig.
Bij deze vorm zijn de technieken over het algemeen harder en hebben meer overeenkomsten met Daito ryu jiujitsu.
Vrijwel alle stijlen zijn ontwikkeld door directe leerlingen van Morihei Ueshiba.
Zo zijn er het Klassiek Aikido (door Rinjiro Shirata), het Aikido Tendo Ryu (door Kenji Shimizu), Ki-Aikido (door Koichi Tohei), Aikibudo (door Minoru Mochizuki), Yoshinkan-Aikido (door Gozo Shioda) en Tomiki-Aikido (door Kenji Tomiki).
IAI Jutsu
Musō Shinden Ryū iaidō is een van de populairste iaidostijlen, zowel in Japan als wereldwijd. Het is gebaseerd op iaijutsu – een zwaardvechtkunst – ontwikkeld door een samoerai genaamd Hayashizaki Jinsuke Minamoto no Shigenobu, die leefde rond de 16e en 17e eeuw in het oosten van Japan.
Vele zwaardvechtscholen beschouwen Hayashizaki als hun grondlegger. Zijn school heette oorspronkelijk Shinmei Musō Ryū, en de kunst werd toen battōjutsu genoemd. Nadat Hayzhizaki overleed, hernoemden zijn leerlingen de stijl Shin Musō Hayashizaki Ryū.
Het 7e hoofd van de school, Hasegawa Chikara-no-suke Eishin, breidde het repertoire van de school uit door oefeningen toe te voegen waarbij technieken beginnen vanuit tatehizasta, wat een half knielende houding is. Er wordt gezegd dat hij de school ook in andere opzichten heeft hervormd. Zelfs de naam van de school werd veranderd in Hasegawa Eishin Ryū.
De prefectuur Tosa (tegenwoordig Kōchi) werd de thuisbasis van de stijl toen Hayashi Rokudayu Morimasa (1661-1732) het 9e schoolhoofd werd. Eishin ryū werd opgenomen in het officiële trainingscurriculum voor de samoerai van Tosa en de stijl werd bekend als Tosa Eishin Ryū.
De huidige Musō Shinden Ryū werd gevormd door de iai-meester Nakayama Hakudō. Hij was een van de meest invloedrijke personen in het Japanse budo in de eerste helft van de 20e eeuw. Zijn graad in kendō, iaidō en jōdō was hanshi, d.w.z. de hoogste onderwijsgraad.
Nakayama Hiromichi Hakudō werd in 1872 geboren in Kanazawa in de Ishikawa prefectuur. In 1889 kwam hij naar Tokio en begon Shindō Munen Ryū te trainen bij Negishi Shingorō’s Yūshinkan dōjō. Hij was dus oorspronkelijk een Shindō Munen Ryū kenjutsu meester, maar hij wilde zelfs de beroemde Tosa iai bestuderen om de ware essentie van het Japanse zwaard te leren kennen.
Aanvankelijk wilden de Tosa leraren hun kunst niet aan een buitenstaander leren, maar Hakudō hield vol en slaagde er uiteindelijk in leerling te worden van verschillende iai meesters uit het Tosa gebied. Weinig mensen wilden in die tijd iai leren, en het onderwijs werd meestal op individuele basis gegeven door kleine groepen ingewijden. Sommige van Hakudō’s kendō-studenten waren geïnteresseerd in de kunst, en hij onthulde de geheimen ervan zelfs aan hen. Onder Hakudō’s invloed werd iai geleidelijk steeds populairder en wijder verspreid.
Hakudō noemde de iai die hij onderwees onder verschillende namen: Hayashizaki Musō Shinden Ryū, Musō Shinden Ryū battōjutsu of gewoon Ōmori Ryū en Hasegawa Eishin Ryū, afhankelijk van welke serie werd onderwezen. Hij introduceerde ook de term iaidō, om de spirituele aspecten van de iai-praktijk te benadrukken.
Nadat Hakudō in 1958 overleed, begonnen zijn leerlingen de kunst Musō Shinden Ryū te noemen.
BJJ
tekst komt nog